Een week nadat ze verhuisd was naar een verzorgingstehuis overleed mijn moeder. Na haar crematie haalden we de urn op bij het uitvaartcentrum. Daar nam mijn moeder, bij leven en dood liefhebster van sterke verhalen en mensen in de maling nemen, de regie over een stijlvol afscheid.
Bij binnenkomst overhandigde de uitvaartmedewerkster ons een Engelse verklaring ‘zodat u de urn mee naar het buitenland kunt nemen.’ ‘Naar het buitenland?’ reageerde mijn broer, ‘we zetten haar bij het graf van mijn vader.’
‘Mag ik niet mee op vakantie?’ hoorde ik iemand zeggen.
De uitvaartmedewerkster wees op een brede urn met daarin de as van mijn moeder. Niet zo handig van mijn broer, die de urn uitgekozen had, want dat wordt een breed gat graven, was mijn eerste gedachte.
‘Dat moet je maar voor mij over hebben,’ hoorde ik iemand zeggen.
‘Ik had een smalle koker uitgekozen en niet deze urn,’ zei mijn broer. Was het de foute urn of de verkeerde as? De medewerkster schakelde snel en stelde voor de as dan maar naar de koker te verhuizen.
‘Moet ik alweer verhuizen?’ hoorde ik iemand zeggen.
Voor het overstorten van de as werd de brede urn meegenomen naar een andere ruimte. ‘Moeten wij daar niet bij zijn?’ zei ik, me afvragend of dit geen officieel ritueel was. Nee dat hoefde niet, antwoordde de medewerkster met een air alsof dit een dagelijkse praktijk was.
‘Laat je me alweer alleen?’ hoorde ik iemand zeggen.
Na enige ongemakkelijke minuten kwam de medewerkster terug met de smalle stortkoker. Ze las de overlijdensverklaring voor waarin tot onze verbijstering de verkeerde overlijdensplaats genoemd werd, namelijk de gemeente waar mijn moeder tot een week voor haar dood woonde.
‘Ik zei toch dat ik niet verhuizen wilde,’ hoorde ik iemand zeggen.
Om te bewijzen dat het toch echt om de as van mijn moeder ging, overhandigde de uitvaartmedewerkster mij een envelop met het genummerde steentje dat altijd met de kist in de oven mee gaat. Ter controle las ze het nummer van een formulier voor: 754
‘Niet doen Jos, dit kun je niet maken,’ zei ik tegen mezelf terwijl ik het steentje uit de envelop haalde. Toch deed ik het. ‘Op dit steentje staat anders 256,’ zei ik. Met een harde schreeuw sprong de medewerkster op en even dachten we dat ze erin bleef. ‘Het was een grapje,’ zei ik snel.
‘Goeie grap Jos, om je dood te lachen,’ klonk het in mijn hoofd.